TRASH
(That which remains / what we want to get rid of)

Invited by Eastmen Gallery, artist Koen van den Broek curated the group exhibition TRASH. We see seven artists showing us various engagements to the creation of an image. The title TRASH indicates possible connections.

Van den Broek prefers artists with “a problem”. TRASH is about decay and about how we as humans brace ourselves against it. How do we look at this and especially: what do we look at when we look away? This question is also brought up in the work of Koen van den Broek.

For centuries, the vanitas image has resonated with the human reflex to claim to eternity. So vanitas (vanity) illustrates a problem of handling what is not there or things that will disappear. The contemporary vanitas paintings of Cindy Wright (1972) look razor sharp and photorealistic from a distance but when we approach them they become more abstract and we see the gestural brushstrokes. She uses this known balancing act between abstraction (technique) and figuration (depiction), between affirmation and denial to achieve a constructed objective approach to the transient. This balancing act may be exemplary for the way in which painting, and art in general, keeps organically evolving: shifting between opposites, between significance and total insignificance. Such criteria may also lend us coordinates when looking at the abstract paintings of Gommaar Gilliams (1982) who has exhibited here several times before. Again we see the game: we can recognize organic flowerlike shapes but the emphasis lies on the indescribable and on the abstract process of painting. A process that, by the way, seems endless because for Gilliams a painting is never really finished.

Katrien Claes (1989) shows a whole different way of redefining the value of an image. She starts with drawings of architectural details from her environment and processes these drawings into geometrically abstract patterns. She cuts these out in cheap materials like aluminum foil or linoleum. Referring to the twentieth century she manages to create paintings that escape the flat surface and that also question object value.

Contrasting with these rigid abstractions is the work of the Irish artist David O’Kane (1985). In his intriguing works we often see isolated figures, surrounded by empty space or an environment in decay. These figures are usually blindfolded or we only see the back of their head. Other times they are occupied in enigmatic actions. O’Kane formulates a transition point between mystification and demystification and he confronts the viewer with the limitations of pictorial meaning. The constructed situations provoke the viewer to enter a semantic labyrinth. Sometimes we can be reminded of how René Magritte expresses a certain condition humaine, which can be metaphorical for looking at an image. After all, mystery exists by the absence of answers, by not seeing.

Wim Van der Celen (1983) also explores areas between seeing and not seeing. Out of studies that included painting ‘after-images’, light spots on the retina, he constructs abstract looking images. The great diversity these subtle paintings can show reveals an apparent “indifference” towards the painted image.

Someone who also persistently refuses to allow predictability or unambiguousness in his work is Peter Weidenbaum (1968). He shows us a painting from an exceedingly strong series of archetypical, neo symbolist portraits he is currently working on. He claims to paint in reaction to the dictatorship of reality.

Daan Gielis (1988) also delivered a striking contribution. And that’s not just because he’s the only one showing sculptural work. He consciously rejects all aesthetics of decline or decay in his artistic practice. He poses that every form of removal or decline is additive. So, in a way, he also expresses an inability to escape. He does so without declaring an existential crisis but, for instance, with the taunting letter sculpture “We’re in Miami bitch”.

For the occasion of this exhibition a limited edition of Koen van den Broek’s work “Blue border” is being released. (100 copies 50x70cm)


 

-----------------------

 

TRASH

(Afval: wat overblijft of waar men zich van wil ontdoen)

Op uitnodiging van Eastmen Gallery cureerde Kunstenaar Koen Van den Broek de groepstentoonstelling TRASH. We zien zeven kunstenaars die uiteenlopende engagementen tonen ten op zichte van het creëren van een beeld. De titel TRASH indiceert een aantal mogelijke verbanden.

Van den Broek houdt van kunstenaars met “een probleem”. TRASH gaat over verval en over hoe we ons hier als mens tegen willen schrap zetten. Hoe kijken we hiernaar en vooral: waar kijken we naar als we onze blik afwenden? Een vraag die ook het werk van Van den Broek opwerpt.

Al eeuwenlang resoneert het vanitasbeeld met de menselijke reflex om aanspraak te maken op onvergankelijkheid. Vanitas (ijdelheid) illustreert dus een probleem van omgaan met wat er niet is of niet meer zal zijn. De actuele vanitasschilderijen van Cindy Wright (1972) lijken vanop afstand haarscherp en fotorealistisch maar wanneer we naderen wordt het abstracter en zien we de penseelstreken. Ze gebruikt onder andere deze gekende evenwichtsoefening tussen abstractie en figuratie, tussen bevestiging en ontkenning om te komen tot een geconstrueerd objectieve benadering van de vergankelijkheid. Deze evenwichtsoefening is misschien wel exemplarisch voor de manier waarop de (schilder-) kunst zich organisch blijft ontwikkelen: laverend tussen tegenstellingen, tussen betekenisvol en totaal betekenisloos... Zulke criteria kunnen ons misschien coördinaten bieden bij het be- kijken van de abstracte schilderijen van Gommaar Gilliams (1982) die hier al enkele keren eerder tentoonstelde. Ook hier weer het spel: we kunnen wel organische bloemachtige vormen herkennen maar de nadruk in het beeld ligt toch op het onbeschrijfbare en op het abstracte schilderproces. Een proces dat overigens schijnbaar eindeloos is want voor Gilliams is een schilderij nooit af.

Een heel andere manier om de waarde van een beeld te herdefiniëren zien we bij Katrien Claes (1989). Zij verwerkt tekeningen van architecturale details uit haar omgeving tot geometrisch abstracte patronen. Die snijdt ze uit in goedkope materialen zoals aluminiumfolie of linoleum. Knipogend naar de twintigste eeuw slaagt ze erin schilderijen te maken die ontsnappen aan het platte vlak en die ook de objectwaarde in vraag stellen.

Sterk in contrast met deze rigide abstracties staat het werk van de Ierse kunstenaar David O’Kane (1985). In zijn raadselachtige werken zien we meestal geïsoleerde figuren omringd door leegte of een omgeving in verval. Vaak zijn de figuren geblinddoekt of zien we enkel de achterkant van het hoofd. Andere keren zijn ze betrokken in enigmatische handelingen. Die raadselachtigheid drukt zoals bij René Magritte een condition humaine uit die metaforisch kan zijn voor het kijken naar een beeld. Een raadsel bestaat immers bij gratie van de afwezigheid van een antwoord, van het niet-zien.

Het grensgebied tussen zien en niet zien is iets dat ook Wim Van der Celen (1983) verkent in zijn schilderijen. Vanuit een onderzoek dat begon bij het schilderen van nabeelden, lichtvlekken op het netvlies, construeert hij gereduceerde, abstract aandoende beelden. Deze subtiele werken kunnen onderling sterk verschillen en verraden ook weer een soort schijnbare onverschilligheid ten op zichte van het geschilderde.

Iemand die ook steevast voorspelbaarheid en eenduidigheid weigert toe te laten in zijn werk is Peter Weidenbaum (1968). Hij toont hier een schilderij uit een ijzersterke reeks archetypische, neo-symbolistische portretten waar hij momenteel aan werkt. Naar eigen zeggen creëert hij als reactie op de dictatuur van de werkelijkheid.

Een opvallende bijdrage is ook die van Daan Gielis (1988) en niet enkel omdat hij als enige een sculptuur toont. Hij wijst bewust elke vorm van verval of nostalgie af in zijn artistieke praktijk. Hij stelt dat elke verwijdering of terugval evengoed een toevoeging is. Hij drukt dus een soort onmogelijkheid tot ontsnappen uit. Dat doet hij zonder zich te beroepen op de verklaring van een existentiële crisis maar o.a. met de smalende lettersculptuur “We’re in Miami bitch!”

Ter gelegenheid van deze tentoonstelling verschijnt er ook een editie van 100 stuks (50x70cm) naar het werk Blue Border van Koen Van den Broek.



Share