Rob Scholte is geboren in 1958 te Amsterdam.

Hij doorliep van 1977 tot 1982 de Gerrit Rietveld Academie. 

Rob Scholte is één van de bekendste Nederlandse schilders. Zijn werk is omstreden, zoals het hoort.
Al spoedig wist hij een stevige marktpositie te bereiken en deze feilloos te handhaven.

De eenvoudigste ideetjes zijn vaak nog niet eenvoudig genoeg voor zijn kunstwerken: HP-cover, Chiquita bananen-advertenties, Mens erger je niet, Kodak, Beatles platenhoes. Wat leidde tot kritiek als "stelen van ideeën" en "vercommercialisering".

Via de Documenta in Kassel (1987) en het inrichten van het Nederlands paviljoen van de Biennale in Venetie (1990) kreeg hij ook internationaal grote bekendheid.

Zijn grootste productie en prestatie leverde hij echter in Japan. In Nagasaki, Japan is een Nederlands dorp nagebouwd met een replica van paleis Huis ten Bosch. De Japanners zochten, met hulp van dr. Simon Levie, oud-directeur van het Rijksmuseum in Amsterdam, een hedendaagse Nederlandse kunstenaar die een nieuwe schildering kon maken. De koningin stond een replica van de schilderingen uit haar paleis niet toe. Levie koos Scholte, onder meer omdat hij, net als oude meesters, met assistenten werkt. In de "Oranje Zaal" is het project "Apres Nous le Deluge" geopend in 1995. Dit is een een 1200 meter lange muurschildering, ontworpen door Rob Scholte met meubilair van Harald Vlugt. Scholte en twaalf assistenten, waaronder Mary Grooteman en Cor Groenenberg, zijn hier vier jaar mee bezig geweest. Het werk gaat over de voortdurende herhaling van oorlog in de geschiedenis, Rob uit hierin kritiek als wel hoop. Schimmels galopperen over witte wolken, zwarte hengsten zwemmen kalmpjes door een woeste zee, een projectiel uit een scheepskanon is gemaakt van de beursberichten uit The Wall Street Journal.

Scholte put voor zijn precies geschilderde doeken uit een niet te overzien repertoire van schaamteloos bij elkaar geroofde beelden uit de kunstgeschiedenis, de gedrukte media, de reclame, videoclips, strips en alles wat hem verder onder ogen komt. Scholte bezit een omvangrijk knipselarchief van zorgvuldig op onderwerp geordende plaatjes die ooit (soms jaren later, wanneer hij de herkomst ervan allang vergeten is) gebruikt kunnen worden in zijn, met de virtuositeit van een fijnschilder gemaakte kunstwerken. Het gaat hem vooral om de provocatie: principes aangaande auteursrecht lapt hij aan zijn laars.

Net als Warhol koketteert Scholte graag met de vermenging van diepgang en oppervlakkigheid, die hij vooral in de reclame zegt te bewonderen.

Een mooi voorbeeld van Scholte´s artistieke recycling is het schilderij: Utopia 1986, een remake van Manets Olympia uit 1863, met dien verstande dat Scholte Manets naaktmodel verving door een ledenpop en de negerin door een houten knechtje (zoals we die wel op de stoep voor cafés en restaurants aantreffen). Maar dan zijn we er nog niet: Scholte blijkt namelijk ook deze ´aanpassingen´ niet volledig zelf verzonnen te hebben: hij heeft ze weer ontleend aan een toevallig gevonden ansichtkaart van een houten object uit een betrekkelijk onbekend museum van curiosa in Londen.

Hoe Scholte dat citaat, de parafrase en de kopie tot zijn handelsmerk heeft uitgeroepen, mag blijken uit het feit dat toen een criticus in een krantenartikel gewag maakte van de ´ontdekking´, (Bas Roodnat, ´Het schilderij Utopia van Rob Scholte, nieuw gebruik of nabootsing?´, in NRC-Handelsblad, 3 december 1987.) hij reageerde door het hele artikel compleet met de bijbehorende illustraties haarzuiver na te schilderen en het als een nieuw kunstwerk (Nostalgia) te presenteren: de kopiist kopieert de kritiek op zijn kopieën.

Zo was hij verrast van anderen te horen waar zijn houten Olympia vandaan kwam. Betrapt voelde hij zich geenszins: het openlijk tonen van zijn bronnen behoort immers tot zijn werk.

Rob Scholte staat veel dichter bij Andy Warhol dan bij al die kunstenaars die in de jaren tachtig zich weer op het schilderen hebben gestort. Ze hebben gemeen dat ze bestaande beelden zo ‘bewerken’ dat ze zich weer kunnen verheffen tot illusies, tot beelden die hun glamour terugkrijgen, tot beelden die op een andere manier bekeken en beoordeeld kunnen worden. Beiden doen dat op een toegankelijke, maar vooral originele manier.

Ik schuw het gebruik van clichés beslist niet. Ik hanteer ze graag, niet op een platte manier, want mijn schilderijen bevestigen die clichés niet, maar ik gebruik ze om ze in te zetten. Ik bedoel, ik hoef niet voor de zoveelste keer te zeggen "ik hou van jou", maar daar wil ik het wel over hebben. Laten zien dat het in bepaalde situaties een werkelijke pure, doorleefde betekenis heeft. Het cliché en oorspronkelijkheid liggen heel dicht tegen elkaar aan.

Share